-
1 Mund
〈m.; Mund(e)s, Münder〉2 opening, ingang, mond♦voorbeelden:〈 informeel〉 Mund zu! • mond houden!aus berufenem Munde • uit betrouwbare bronjemandem das Wort aus dem Mund nehmen • iemand de woorden uit de mond nemenein Wort dauernd im Mund führen • een woord voortdurend in de mond hebben, gebruikenin aller Munde sein • op ieders lippen zijnin aller Leute Munde sein • bij iedereen over de tong gaanjemandem nach dem, zum Mund reden • iemand naar de mond pratenvon der Hand in den Mund leben • van de hand in de tand leven¶ 〈 informeel〉 sich 〈 3e naamval〉 den Mund fransig, fusselig reden • zich de blaren op de mond praten, (vergeefs) op iemand inpratenjemandem den Mund verbieten • iemand beletten te spreken -
2 mouth
n. mond; bek; muil; monding; brutaal (een grote mond hebben)--------v. uitdrukken; mompelen; in de mond stekenmouth11 mond ⇒ muil, bek♦voorbeelden:have a foul mouth • vuilbekkenanother mouth to feed • alweer een mond (om) te voedenshut your mouth! • hou je mond/bek!keep one's mouth shut • niets verklappenit makes my mouth water • het is om van te watertandenit sounds odd in his mouth • uit zijn mond kt het gekout of someone's own mouth • met iemands eigen woordenmouth-to-mouth • mond op mond〈 informeel〉 down in the mouth • terneergeslagen, bedrukt, ontmoedigd→ wrong wrong/♦voorbeelden:————————mouth21 declameren ⇒ geaffecteerd (uit)spreken/zeggen -
3 Schnauze
Schnauze〈v.; Schnauze, Schnauzen〉♦voorbeelden:eine lose Schnauze haben • goed van de tongriem gesneden zijndie Schnauze aufreißen, zu voll nehmen • opscheppendie Schnauze halten • zijn bek, smoel houdenjemandem die Schnauze lackieren, polieren • iemand op zijn smoel slaanjemandem die Schnauze stopfen • iemand de mond snoerendie Schnauze voll haben (von einer Sache) • (van iets) schoon genoeg hebbenein paar auf die Schnauze kriegen • op zijn smoel krijgenSchnauze! • bek dicht!————————Schnauze!bek dicht! -
4 Maul
〈o.; Maul(e)s, Mäuler〉1 muil, bek♦voorbeelden:ein schiefes Maul machen, ziehen • een scheve bek trekkenein ungewaschenes Maul • een brutale bekdas Maul aufreißen • een grote bek opzettendas Maul hängen lassen • een lang gezicht trekkenjemandem das Maul stopfen • iemand de mond snoerendas Maul voll nehmen • een grote bek opzettennicht aufs Maul gefallen sein • niet op zijn mondje gevallen zijnjemandem übers Maul fahren • tegen iemand uitvarenjemandem ums Maul gehen • iemand naar de mond praten¶ 〈 spreekwoord〉 einem geschenkten Gaul sieht man nicht ins Maul • een gegeven paard moet men niet in de bek zien -
5 проговориться
vgener. de mond voorbijpraten, zich verpraten, zich verspreken, zijn mond voorbijpraten -
6 сказать лишнее
vgener. de mond voorbijpraten, zijn mond voorbijpraten -
7 Schnabel
Schnabel〈m.; Schnabels, Schnäbel〉♦voorbeelden:1 〈informeel; figuurlijk〉 reden, sprechen, wie einem der Schnabel gewachsen ist • er (vrij) op los praten¶ 〈 spreekwoord〉 jeder Vogel singt, wie ihm der Schnabel gewachsen ist • elk vogeltje zingt zoals het gebekt is -
8 bean
n. boon; kleine uitvoeringsprogrammering bedoeld voor beperkt doel (bij Javataal op internet)--------v. een standje krijgen, ervan langs krijgen[ bie:n]1 boon♦voorbeelden: -
9 shoot one's mouth off
-
10 spill the beans
-
11 mèche
mèche [mesĵ]〈v.〉4 boor♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 vendre la mèche • uit de school klappen, zijn mond voorbijpraten; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 uit de biecht klappen〈 informeel〉 il n'y a pas mèche • het is onmogelijk, het gaat nietf1) pit, wiek [kaars, lamp]2) lont3) haarlok4) boor5) tampon -
12 vendre la mèche
vendre la mècheuit de school klappen, zijn mond voorbijpraten; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 uit de biecht klappen -
13 sich das Maul verbrennen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich das Maul verbrennen
-
14 sich den Mund verbrennen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich den Mund verbrennen
-
15 sich den Schnabel verbrennen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich den Schnabel verbrennen
-
16 sich die Schnauze verbrennen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich die Schnauze verbrennen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский